'Verbod dreigt op verkoop antroposofische medicijnen'

Laatste wijziging: zaterdag 6 december om 02:50, 4330 keer bekeken
 
Groningen, zaterdag 6 december 2008

ANPZOETERMEER - Ongeveer 30 procent van de antroposofische medicijnen dreigt niet meer te mogen worden verkocht in Nederland door een uitspraak die de Hoge Raad der Nederlanden vrijdag heeft gedaan.

Antroposofische belangenorganisaties zijn bang dat patiënten hierdoor voortaan naar het buitenland moeten uitwijken om aan hun geneesmiddelen te komen, zo hebben ze vrijdag gezegd.

De antroposofie is een levensbeschouwing die de nadruk legt op harmonie tussen de natuur, de menselijke geest en het lichaam. De geneesmiddelen die door de uitspraak van de Hoge Raad in de ban worden gedaan zijn vooral middelen die via injecties moeten worden toegediend aan patiënten.

Weleda

Volgens directeur Hans Nijnens van Weleda, een fabrikant van antroposofische medicijnen, gaan er per jaar in Nederland voor ongeveer 4 á 5 miljoen euro aan antroposofische medicijnen over de toonbank. Ongeveer een derde dreigt nu volgens hem te verdwijnen. Per jaar gebruiken ongeveer 200.000 mensen antroposofische medicijnen.

Nijnens is in gesprek met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Hij hoopt dat er een regeling komt waarbij artsen de bewuste medicijnen toch mogen voorschrijven aan hun patiënten als die medicijnen in andere Europese landen legaal op de markt zijn.

Geaccepteerd

In landen als Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Groot-Brittannië is de antroposofische geneeskunde een geaccepteerder verschijnsel dan in Nederland.

Tot 2002 mochten antroposofische geneesmiddelen in Nederland worden verkocht zonder vergunning. EU-regels maakten daar een eind aan. Sindsdien gold een soort gedoogregeling die vrijdag door de uitspraak van de Hoge Raad is beëindigd.

(c) ANP

Wat is eigenlijk Antroposofische geneeskunde?

Antroposofische geneeskunde is geen vervanging voor de reguliere geneeskunde, maar een aanvulling en verdieping daarop. Kenmerkend voor de reguliere geneeskunde is dat deze vooral is gericht op de fysiek waarneembare fenomenen. Steeds meer mensen raken er echter van overtuigd dat bij ziek-zijn ook allerlei niet-materiële processen een rol kunnen spelen.

De antroposofische geneeskunde ontstond in het begin van de twintigste eeuw. Artsen vroegen toen aan de Oostenrijker Rudolf Steiner (1861-1925), grondlegger van de antroposofie, om hen te leren hoe zij een diepere kijk op de mens en op de werking van medicamenten konden krijgen. Een belangrijke schakel hierbij was de Nederlandse arts Ita Wegman. Zij richtte in 1921 vlakbij Bazel het eerste antroposofische ziekenhuis op. Steiner bezocht bijna dagelijks de nieuwe kliniek, gaf aanwijzingen voor therapieën en hield daarnaast een aantal cursussen voor artsen die geïnteresseerd waren in een nieuwe vorm van genezen. Samen met Ita Wegman schreef Steiner hier een boek over, getiteld Grondslagen voor een verruiming van de geneeskunde.

In Nederland werken 150 antroposofische artsen. Een aantal van hen werkt in een antroposofisch gezondheidscentrum, meestal therapeuticum genoemd. In een therapeuticum wordt vaak ook zuigeling- en peuterzorg gegeven en een aantal therapieën zoals fysiotherapie, kunstzinnige therapie en euritmietherapie (hierover straks meer). Daarnaast worden in verschillende therapeutica lezingen en cursussen gehouden over thema’s die met gezondheid en ziekte te maken hebben.

Antroposofie en Rudolf Steiner

Het woord antroposofie is samengesteld uit twee Griekse woorden: anthropos (mens) en sophia (wijsheid), en wordt het meest doeltreffend vertaald met: bewustzijn van het mens-zijn.

Zoals hierboven al werd aangegeven is antroposofie sterk verbonden met de naam Rudolf Steiner. Steiner leefde al als kind min of meer in twee werelden: de fysieke wereld met zijn techniek en een zogenoemde geestelijke wereld. Daarin kon hij wezens waarnemen die via de normale zintuigen niet kunnen worden gezien. Deze wezens zijn van oudsher overigens wel altijd benoemd, bijvoorbeeld als engelen of natuurwezens.

Toch was Rudolf Steiner geen ‘zwever’. Hij koos ervoor om in Wenen wiskunde, natuurwetenschap en techniek te studeren. Tegelijkertijd wilde hij een brug slaan tussen de zichtbare en de bovenzinnelijke wereld. Met zijn proefschrift Waarheid en wetenschap wilde hij aantonen dat er geen grenzen zijn aan wat een mens kan kennen. Of, met andere woorden, dat het rijk van de geest niet gesloten is. In een ander werk, getiteld De weg tot inzicht in hogere werelden geeft hij methodes en oefeningen waardoor het mogelijk is je bewustzijn te verruimen.

Niet alleen op het gebied van de gezondheidszorg had Rudolf Steiner baanbrekende ideeën, ook op het gebied van kunsten, landbouw, onderwijs en religie heeft hij veel mensen geïnspireerd. Zo zette hij een heel nieuwe bewegingskunst, de euritmie, in de wereld. Ook de Vrije Scholen en de biologisch-dynamische landbouw hebben hun ontstaan aan Steiner te danken.

Beeld van de mens

Bij de behandeling van zijn patiënten kijkt de antroposofische arts niet alleen naar de ziekteverschijnselen op zich, hij probeert ook te begrijpen op welke plaats en waardoor er een disharmonie is ontstaan. Hij oriënteert zich hierbij vooral aan het zogenoemde drieledig mensbeeld, aan het vierledig mensbeeld en aan het principe van karma en reïncarnatie. Wat houden deze visies in?

a) De drieledige organisatie van de mens

Gezond zijn heeft niet alleen te maken met het goed functioneren van het fysieke deel van een mens, maar ook met het gebied van de psyche (ook wel ziel genoemd) of met het gebied van de geest waartoe de idealen van een mens behoren.

Kijk je naar het lichamelijke aspect van een mens, dan zie je eveneens een drieledig principe: twee polen met daartussen een middengebied. Het middengebied is het gebied van hart en longen. Hier vindt dominant de ademhaling plaats. De ademhalingsprocessen zijn nauw verwant met het gevoelsleven. Bij een hevige schrik bijvoorbeeld stokt de adem of slaat het hart op hol. Het hart en de longen zijn organen die zich ritmisch samentrekken en openen.

De ‘bovenpool’, het hoofd, is het zenuw-zintuigsysteem, het gebied van denken en van concentratie. In dit gebied heerst het meeste bewustzijn. Voor het denken is koelte en rust nodig. Ontbreekt dat, bijvoorbeeld bij koorts, dan kan men niet meer helder denken.

In de ‘onderpool’, het gebied van de buik, die ook vaak stofwisselingspool wordt genoemd, is het daarentegen juist warm en levendig. Hier wordt de maaltijd verteerd zonder dat wij daar bewust iets aan kunnen doen. Ook de ledematen horen bij de onderpool. Met de dynamiek die in de ledematen heerst zijn we vooral op de omgeving, op de buitenwereld gericht.

Samenvattend kun je zeggen: om goed te kunnen functioneren is in het hoofd relatieve rust nodig, in de ledematen en buik beweging, en in het midden een ritmische wisseling tussen rust en beweging. Wanneer een van de polen te sterk werkt, kunnen ziektes ontstaan. Werkt het hoofdgebied te hard door een overmaat aan bewustzijn (te veel indrukken of te veel gedachten) of schiet de stofwisselingskant te kort, dan zullen dat meer ‘verhardende’ en ‘uitdrogende’ ziektes zijn, zoals reuma of sclerose. Heeft daarentegen de stofwisselingspool meer de overhand, dan overheerst eerder de warmte en is de kans op ontstekingsachtige ziekten veel groter. Het ritmische middengebied heeft als bemiddelaar in het voorkomen van ziekten en in het genezingsproces een belangrijke taak.

Ook in een plant kun je een dergelijke drieledigheid zien, alleen is die andersom. Daarom wordt een mens ook wel eens een ‘omgekeerde plant’ genoemd. Het gebied van koelte, rust en samentrekking bevindt zich bij de plant in zijn wortelgestel, bij de mens in zijn hoofd. Met zijn onderpool, de wortel, groeit de plant de donkere, vochtige aarde in. Hiermee neemt hij de minerale stoffen op, zodat de plant tot groei kan komen. Zijn bovenpool, de bloem, richt zich juist niet naar beneden, maar opent zich naar de buitenwereld en naar de zon. In het middengebied van de plant, in de bladeren en in de stengel is er een ritmische afwisseling van uitbreiden en samentrekken in de bladvorming. Hier ademt de plant juist in het bladgebied door de koolzuurassimilatie.

In de antroposofische geneeskunde wordt gebruik gemaakt van het gegeven dat in mensen en planten gelijksoortige processen spelen. Bij de bereiding van geneesmiddelen wordt zowel met de hele plant als ook met de delen gewerkt. Voor geneesmiddelen die in het hoofdgebied dienen te werken, wordt over het algemeen het wortelgedeelte van een bepaalde plant gebruikt. Voor ziektes die uit de stofwisseling voortkomen gebruikt men het bloemgedeelte en voor een versterking van het ritmische middengebied de stengels en bladeren.

b) Het vierledig mensbeeld

De antroposofische arts of therapeut kan ook nog met een andere manier naar mensen kijken, namelijk op basis van het zogenoemde vierledig mensbeeld. De kern van dit mensbeeld is dat de mens wordt gezien als een wezen dat in twee werelden leeft, een materiële en een geestelijke. Het deel van de mens dat we fysiek noemen, het fysieke lichaam, maakt deel uit van de materiële wereld. We staan met die wereld in contact via de zintuigen en via de andere organen van ons lichaam.

Behalve een fysiek lichaam heeft de mens ook nog een etherisch en een astraal lichaam en een ik. Het etherische lichaam, ook wel levenslichaam genoemd, doortrekt het fysieke lichaam en verzorgt de levensprocessen die zich hierin afspelen.

Het astrale lichaam omgeeft het etherische en het fysieke lichaam en is de bron van wat wij in onze binnenwereld aan gevoelens en emoties beleven.

En ten slotte is er de eigenlijke wezenskern van de mens, zijn ik. Met zijn ik is hij in staat zelf sturing aan zijn leven te geven. Het ik werkt door het fysieke lichaam, het levenslichaam en het astrale lichaam heen. Door deze aller-individueelste persoonlijke ik-kracht kunnen wij rechtop lopen, spreken en denken en kunnen wij creatief zijn. Het drukt zich vooral uit in de warmteprocessen in ons lichaam.

De bovengenoemde geleding zie je terug in de verschillende natuurrijken. Een mineraal heeft voornamelijk een fysieke verschijning. Hij vertoont geen tekenen van leven, heeft geen gevoelens en kan zichzelf niet besturen. Een plant bestaat voornamelijk op fysiek en etherisch niveau (doordat hij groeit en weer afsterft). Bij een dier zie je drie lagen vertegenwoordigd: hij heeft een fysieke vorm, hij leeft en hij beleeft. Bij de mens ten slotte hoort ook de vierde laag, het ik.

c) Karma en reïncarnatie

Het hierboven geschetste ik-wezen wordt in de antroposofie gezien als een eeuwig principe. Het blijft na onze dood bestaan, ontwikkelt zich verder in de wereld van de geest, en keert na verloop van tijd (volgens Rudolf Steiner beslaat die periode vaak een aantal eeuwen) weer terug in een lichaam. In het leven tussen dood en nieuwe geboorte stelt het ik zich nieuwe doelen die de mens zich in zijn volgende incarnatie probeert te verwezenlijken. Ervaringen uit vorige levens spelen een grote rol in dat volgende leven. De spirituele nawerking en uitwerking van het ene leven op het andere wordt ‘lot’ of ‘karma’ genoemd. Ook het optreden van bepaalde ziektes of aangeboren afwijkingen kunnen in dit licht een nieuwe betekenis krijgen. Het antroposofische begrip van karma gaat echter nog een stapje verder. Het kan zijn dat iemand een heel speciale incarnatie nodig heeft om later, in een volgend leven, bepaalde doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Dan is het niet zozeer het verleden dat bepalend werkt op het huidige leven, maar vooral de toekomst.

Kijk op ziekte

In onze cultuur wordt ziekte vooral gezien als iets wat lastig is en wat zo snel mogelijk moet worden verholpen. Je kunt echter ook op een andere manier naar ziekte kijken. Ziekte kan ook een belangrijke leermeester zijn in je eigen ontwikkeling of in dat van de omgeving. Het doormaken van een ziekte kan soms bepaalde inzichten opleveren die ervoor zorgen dat men zich in de letterlijke zin van het woord ‘beter’ voelt.

Op zo’n manier bekeken is ziekte geen technisch mankement dat van de rest van de persoon kan worden geïsoleerd en waar een wetenschappelijk vastgestelde remedie voor is. Gezondheid blijkt, als je je daar in verdiept, een heel dynamisch gebeuren te zijn waarin steeds allerlei tegenstellingen moeten worden overbrugd: buitenwereld-binnenwereld, slapen-waken, spanning-ontspanning. Als de balans in deze tegenstellingen verstoord is, ontstaat ziekte.

Ziektes kunnen meer van buitenaf of van binnenuit komen. Soms komen de oorzaken aanwijsbaar van buitenaf, zoals bij het inademen van verontreinigde lucht of het drinken van besmet water, te hevige kou of hitte, bedorven voedsel enzovoort. Gegeven het feit dat lang niet iedereen in die omstandigheden ziek wordt, spelen weerstand en ontvankelijkheid voor zulke ziektes echter ook een rol.

Rol van de arts

De verschillende manieren waarop je vanuit de antroposofie naar de mens kunt kijken heeft voor de antroposofisch arts of therapeut zijn consequenties. Deze zal zich, wanneer een patiënt met een bepaalde klacht komt, de vraag stellen door welke ‘bril’ hij in die situatie het beste kan kijken. Moet hij of zij het probleem van de lichamelijke kant uit aanpakken of moet hij zich meer op de aspecten richten die met de ziel te maken hebben? Zijn er bepaalde ritmische processen verstoord of gaat het eerder om een orgaan dat niet goed functioneert? Verder is het de vraag welke bijdrage de patiënt zelf kan leveren aan de oplossing van een probleem.

De antroposofisch arts probeert inzicht te krijgen in de dieper liggende oorzaken van de klachten. Daarbij is het bestuderen van de algemene antroposofie een belangrijke voorwaarde. Aan de andere kant probeert hij ook specifieke kwaliteiten van geneesmiddelen op het spoor te komen, zodat deze een passend antwoord kunnen geven op de klachten van zijn patiënten.

Antroposofische therapieën

Om de klachten van zijn patiënten op de verschillende niveaus van het menselijk wezen te kunnen behandelen, staan de arts verschillende therapieën ter beschikking:

  • Reguliere en antroposofische medicamenten (zie volgend hoofdstuk)
  • Dieet; er bestaat een antroposofische voedingsleer die met name is uitgewerkt door de Duitse arts Rudolf Hauschka. Uitgangspunt is dat men door voeding gedifferentieerd op de verschillende aspecten van de mens kan inwerken. Het gaat ook hier meer om inzicht in de werking van bepaalde voedingsmiddelen dan om stringente voorschriften. Er is daarom geen absolute voorkeur voor vegetarisme. Wel speelt het inzicht een rol dat voor de vertering van plantaardige voeding meer kracht nodig is dan bij het verteren van vlees het geval is. Bij gezonde mensen geeft plantaardige voeding daardoor echter meer vitaliteit. Ook bij plantaardige voeding is het van belang of je de ondergrondse delen van de plant gebruikt of juist het gedeelte dat aan het zonlicht is blootgesteld. Het ondergrondse deel werkt meer in op het hoofd, op het bewustzijn, terwijl de vruchten meer op de stofwisseling werken. Melk en melkproducten nemen een middenpositie in. Granen bevatten in potentie de hele plant, en werken daarom gezondmakend op de hele mens. 
    Hoewel lang niet iedere arts ook voedingsspecialist is, leggen de meeste antroposofische artsen er de nadruk op dat de voedingsmiddelen die men gebruikt zo puur mogelijk zijn en geen chemische toevoegingen bevatten. De biologisch-dynamische landbouw, waarbij met behulp van specifieke preparaten de grond zo gezond mogelijk wordt gemaakt (en het gebruik van gifstoffen dus wordt vermeden) komt voort uit de antroposofie.
  • Antroposofische fysiotherapie, ook wel ritmische massage genoemd. Deze is voortgekomen uit het werk van Ita Wegman en Margaretha Hauschka. Net als bij antroposofische artsen geldt de regel dat de aanvullende opleiding alleen toegankelijk is voor diegenen die een reguliere opleiding als fysiotherapeut achter de rug hebben.
  • Hydrotherapie (badtherapie) wordt zo mogelijk in het therapeuticum door een fysiotherapeut of een antroposofisch verpleegkundige gegeven. Men maakt onder andere gebruik van geneeskrachtige oliebaden of van toegevoegde geneeskrachtige substanties. Het water wordt in ritmisch stromende bewegingen gebracht in de vorm van een lemniscaat om de levenskrachten van het water te versterken.
  • Uitwendige therapie: om het fysiek-etherische element te versterken wordt veel gebruik gemaakt van ‘pakkingen’, een therapie waarbij de patiënt van top tot teen ritmisch met speciale olie wordt ingewreven. Deze olie werkt verwarmend, kalmerend of opwekkend in op het organisme.
  • Kunstzinnige therapieën als boetseren, schilderen en tekenen, muziek- en spraaktherapie: deze therapieën hebben elk hun eigen aangrijpingspunt in het menselijk wezen. Vanuit dit aangrijpingspunt kunnen ze genezend werken op de gehele mens. Door middel hiervan probeert men de genezende krachten te mobiliseren. Bij psychische aandoeningen waarbij de emoties te overheersend zijn, kun je bijvoorbeeld door te boetseren de vormkracht opwekken waarmee men emoties ‘in de hand’ kan krijgen. Bij een ziekte als sclerose, waar juist te veel vorm aanwezig is, kan schilderen volgens ‘nat-in-nat-techniek’, waarbij de kleuren door veel gebruik van water bijna worden opgelost, dat teveel aan vorm oplossen. Kunstzinnige therapieën worden uitsluitend gegeven op voorschrift van de arts, om zijn medicamenteuze therapie te ondersteunen.
  • Euritmietherapie: euritmie is in de eerste plaats een dansvorm, die echter ook therapeutisch kan worden aangewend. Door middel van vorm en klank kan heel concreet worden gewerkt aan bepaalde psychische of fysieke problemen, zodat de betreffende patiënt stabieler wordt. Ook euritmietherapie wordt op voorschrift van de arts gegeven.
  • Gesprekstherapie en psychotherapie: naast gesprekken met de huisarts kunnen voor de patiënt ook psychotherapeutische gesprekken aan de orde zijn met een psycholoog, psychotherapeut of een psycho-sociaal hulpverlener. Hierdoor kan men, vaak met behulp van bepaalde oefeningen, vastgeroeste patronen losweken of trauma’s verwerken die ten grondslag kunnen liggen aan een ziekte of klacht.

Preventie en zelfzorg

Het gaat er in de antroposofische geneeskunde om inzicht te krijgen in de wetmatigheden die een rol spelen bij het ontstaan van ziektes. Dat is niet alleen een opgave voor artsen en therapeuten: elk individu kan zich afvragen welke elementen in zijn leven gezondheidsbevorderend zijn en welke niet. Opvoeding en persoonlijke ontwikkeling kunnen eveneens gevolgen hebben voor gezondheid en ziekte. In een aantal situaties kan het voor een patiënt van belang zijn zich in vol vertrouwen over te geven aan zijn arts. Deze neemt dan de sturing tijdelijk over en bepaalt de te volgen therapie. Bij minder ernstige aandoeningen heeft de arts vaak meer de rol van adviseur op levensgebied. De meeste antroposofische artsen verwachten van hun patiënten interesse ten aanzien van de eigen gezondheid. In verschillende therapeutica wordt daarom veel aandacht geschonken aan voorlichting over zaken als goede voeding, opvoeding en zelfzorg.

Wat de zelfzorgmedicamenten betreft: Weleda geeft een kleine brochure uit waarin haar zelfzorgproducten staan vermeld, zodat men desgewenst zelf lichte brandwonden, een incidentele hoofd- of buikpijn en dergelijke kan behandelen.

Voor meer informatie over antroposofische geneesmiddelen zie ook de brochure Antroposofische Geneesmiddelen uit de serie Gezichtspunten van het Centrum Sociale Gezondheidszorg, te bestellen via telefoonnummer 0321 33 99 66.

U kunt dit document ook downloaden (PDF-bestand).



Bron: antroposofica.nl